U rijdt op de snelweg en u ziet geen hand voor ogen. Onder de bumper van degene voor u schijnt een rode schijnwerper in uw ogen, het mistachterlicht. Maar mag dit wel? Mist komt voor in verschillende vormen. Bij zicht van meer dan 1000 meter spreken we van nevel, pas bij zicht tussen de 200 en 100 meter spreken we van mist. Mocht u maar 50 tot 200 meter ver kijken dan bevindt u zich in dichte mist. Kunt u nog minder 50 meter ver kijken dan praten we over zeer dichte mist.
Wanneer mogen de mistlampen van uw auto aan?
Twee afstanden zijn bepalend of en welke lampen u aan mag doen: 200 meter en 50 meter. Of u uw mitslampen wel of niet aan mag hangt niet alleen af van mits maar ook regen en sneeuwval. Zodra u zicht minder is dan 200 meter mag u de mistlampen aan de voorkant aandoen. Alleen bij heel slecht zicht van minder dan 50 meter mag u ook de mitslampen achter inschakelen.
Boete voor onnodig gebruik maken van mistlicht
Om in te schatten wat u zicht is kunt u gebruik maken van de hectometerpaaltjes langs de weg. De paaltjes staan bij elke 100 meter langs de snelweg. Mocht u het volgende paaltje niet zien dan kunt u uw rode mitslicht achter aan zetten. Mocht het weer opklaren, dus de mist opklaart, vergeet dan niet de mitslampen weer uit te zetten. Zo voorkomt u een boete van 150 euro.
Spitstroken dicht bij mist
Er kunnen gevaarlijke situaties ontstaan bij slecht zicht. Er zijn twee adviezen die gegeven worden door de ANWB bij mistig weer, halveer uw snelheid en verdubbel de afstand. De Rijkswaterstaat kan met mist en sneeuwval de camera op de snelweg niet in de gaten houden, ze hebben geen zicht op de wegen. Daarom kiezen ze ervoor om de spitsstroken dicht te houden, zelfs als het druk is.